Emoties zijn er om te ervaren op het moment dat ze ervaren willen worden. Klinkt eenvoudig, maar dat is meestal niet hoe wij ermee omgaan.
Er komt bijvoorbeeld boosheid op (of angst, vreugde, verdriet). Dit hoeft niet groots te zijn, bij een licht gevoel van ontevredenheid of spanning werkt dit hetzelfde. Wanneer we geïdentificeerd zijn met de emotie volgen onmiddellijk gedachten (oordeel) over die emotie. We raken verstrikt in het verhaal over de boosheid en gaan erover praten, uiten het naar de ander, zoeken afleiding, et cetera. Dit patroon heeft de intentie onszelf te beschermen, om veiligheid te creëren. We denken te bereiken dat de emotie vermindert of verdwijnt wanneer we ‘iets gaan doen’. Deze intentie is niet verkeerd – het is de aard van ons ego om te overleven – maar wanneer deze handeling onbewust wordt uitgevoerd is er feitelijk geen ruimte voor de emotie, voor dat wat we ervaren.
Onbewust handelen gebeurt de hele dag. We worden hierin gespiegeld door de aan- of afwezigheid van familie, vrienden, collega’s en onze kinderen. Wanneer er – al dan niet in contact – spanning opkomt is dit een signaal dat we heel dicht bij die spanning mogen blijven. Wat vraagt in onszelf om aandacht en wat wil ervaren worden? Vooral in contact met onze kinderen is alertheid gewenst, want wij benaderen de emoties van onze kinderen op dezelfde manier hoe wij met onze eigen emoties omgaan. En kinderen leren snel..
Het is bijna bedtijd en tijd om tanden te poetsen. Ik zit klaar en wacht tot onze jongen bij mij komt. Hij loopt inderdaad de kamer in, maar laat zich op het kleed neervallen en zegt dat hij er geen zin in heeft. Hij laat boosheid en verdriet zien. Ik voel bij mijzelf een golf van woede opkomen (veroorzaakt door identificatie met gedachten als; het is al laat, hij heeft al vaker niet geluisterd). En gelukkig ben ik mij daarvan bewust. Ik laat de golf mij overspoelen, richt mijn aandacht naar binnen in plaats van op de gedachten en ervaar de spanning en tintelingen in mijn lijf. Tegelijk let ik op mijn zoon die zijn emotie aan het ervaren is en nodig hem uit te ervaren wat hij ervaart. Ik geef aan dat ik er voor hem ben en dat ik mijn onmacht ervaar.
Hierdoor gebeurt er iets magisch. Want het is niet makkelijk om ‘in de vuurlinie’ je blik naar binnen te richten. Maar niemand anders dan ikzelf ben verantwoordelijk voor wat ik voel. En dat vertel ik hem ook. Wij geven grenzen aan zijn gedrag mocht dit nodig zijn, maar hij mag springen, huilen, niet willen, voelen en ervaren. Boosheid is immers niet anders dan blijdschap. Er wordt alleen in onszelf een oordeel actief waardoor we de emotie toejuichen of afkeuren. Onze jongen heeft vijf minuten op het kleed gelegen, we hebben beide ervaren wat ervaren wilde worden. Vervolgens liep hij uit zichzelf naar mij toe. De liefde was zo voelbaar. Tandenpoetsen ging als vanzelf.
Wanneer we onze kinderen laten merken dat een emotie ongewenst is geven we onbewust het signaal af dat emotie voelen – dat voor een kind hetzelfde is als zichzelf zijn – niet gewenst en dus onveilig is. Dit maakt kinderen angstig. Ze leren hun emoties te beoordelen, te onderdrukken, te verbergen. Instinctief voegen kinderen zich – of zetten zich af – naar het gezin waar ze opgroeien omdat ze zo de meeste kans hebben om geliefd te worden, te overleven. Ze doen wat wij van hen vragen en niet omdat dit bij hen past.
Het vraagt moed deze cirkel van onbewust handelen te doorbreken, maar woorden zijn vaak niet nodig. Wel de bereidwilligheid om de blik naar binnen te richten en te vertragen. Zodat we bewust worden welke emotie er aanwezig is en deze, zonder het uit te leven, alle ruimte kunnen bieden. Voor onszelf, voor onze kinderen, voor ieder ander. Zodat het leven in vrijheid mag stromen zoals het wil en wij ons – ware – zelf kunnen zijn.